Tekens
Tijdens trainingen en ritten in clubverband hanteren we de volgende tekens en signalen:
Situatie | Commando | Reactie |
Er moet gestopt worden | De kopman steekt zijn linkerarm omhoog en roept “STOP” | Iedereen gehoorzaamt dit commando en geeft het zo nodig door |
Er kan overgestoken worden | De kopman steekt zijn linkerarm omhoog en wuift naar voren en roept “VRIJ” | Iedereen gehoorzaamt dit commando en geeft het zo nodig door |
Links of rechts af slaan | De kopman steekt zijn arm naar links of rechts en roept “LINKS” of “RECHTS” | Iedereen gehoorzaamt dit commando en geeft het zo nodig door. De achterrijder steekt ook zijn arm uit. |
Er nadert een auto van achter | De achterrijder roept “AUTO ACHTER”, zo nodig gevolgd door “RITSEN” | Iedereen ritst of geeft ruimte en geeft het commando door |
Er komt een auto/fiets/loper tegemoet | Als er verkeer of een obstakel links is: “AUTO/FIETS/LOPER TEGEN”, verkeer of obstakel rechts “AUTO/FIETS/LOPER VOOR”, zo nodig gevolgd door “RITSEN” | Iedereen geeft het commando door en ritst of geeft ruimte |
Er wordt een stilstaande auto/fietser/loper o.i.d. gepasseerd | Als er verkeer of een obstakel links is: “AUTO/FIETS/LOPER TEGEN”, verkeer of obstakel rechts “AUTO/FIETS/LOPER VOOR”, zo nodig gevolgd door “RITSEN” | Iedereen geeft het commando door, wappert met rechterhand en ritst of geeft ruimte |
Iemand rijdt lek of heeft pech | “LEK” roepen | Iedereen rijdt naar een veilige plek (b.v. een inrit of brede berm), waar de pech zo mogelijk wordt verholpen |
Er bevindt zich een opstakel op de weg (tak, paaltje, gat, drempel o.i.d) | De voorrijder roept “TAK/PAALTJE/GAT/DREMPEL” en wijst ernaar | Iedereen geeft het commando zo nodig door en ontwijkt het obstakel |